Voor deze Inclusie interviewreeks zijn verschillende mensen geïnterviewd die werkzaam zijn in het onderwijs en zich bezighouden met het thema inclusie. Deze interviewreeks is bedoeld om inzicht te geven in hoe inclusie er in de praktijk uit kan zien.
Dit interview is gehouden met Jody van Munster. Ze is ondertussen bijna 15 jaar werkzaam in het onderwijs. Als invaller heeft ze in de eerste jaren bij allerlei soorten scholen voor allerlei soorten groepen gestaan. Nu werkt ze ongeveer 10 jaar op De Korenaar, die ze beschrijft als een hele diverse en inclusieve school (https://skpo-korenaar.nl/). Sinds dit jaar is ze Intern Begeleider voor de groepen 5 t/m 8 en is ze onderdeel van het Management Team.
De Korenaar
Wat versta je onder inclusie?
Dat alle kinderen het recht hebben om bij hun huis in de buurt naar school te kunnen gaan en dat alle soorten kinderen uit de buurt elkaar weten te vinden en bij elkaar op school zitten.
Wat zie je als je op een dag op een willekeurig moment de school binnen loopt aan inclusieve voorbeelden?
Je ziet en hoort het in kinderen: ze accepteren elkaar en zichzelf. Ze zeggen bijvoorbeeld: ‘Ja, die wordt gewoon snel boos, die moet je dan even laten en dat is morgen dan gewoon weer goed.’, of ‘Ja bij rekenen heb ik hulp nodig maar ik kan wel heel goed tekenen!’. De kinderen leren heel goed omgaan met verschillen onderling en dat dat oké is, dat je daar niet een oordeel aan hoeft te hangen. En natuurlijk is het ook belangrijk dat je ook gelijkgestemden ziet, bijvoorbeeld dat je als je in een rolstoel zit ook andere kinderen ontmoet die in een rolstoel zitten, maar het is ook heel goed om te weten: er zijn allerlei soorten kinderen. En daardoor krijg je ook een stukje begrip voor elkaar.
Ook zie je dat als er bepaalde talenten zijn waar een kind in floreert, dat we dan gaan kijken hoe we dit kind hierin gaan ondersteunen. Net als wanneer er bepaalde problemen zijn. Ik merk ook dat ouders verschil merken in hoe wij praten over de dingen die ze moeilijk vinden en de talenten van hun kind en hoe andere mensen of professionals dat doen. Wij hebben bijvoorbeeld sinds dit voorjaar 1 dag in de week een fysiotherapeut bij ons op school. Toen we daar net mee gestart waren kwam er een ouder bij mij die een beetje overstuur was. Zij vertelde dat de fysiotherapeut enkele testjes had gedaan en had gezegd dat haar kind verschillende dingen niet kon. Ze was daarvan geschrokken. En toen hebben wij gesproken over het punt dat de fysiotherapeut eigenlijk vanuit een ander perspectief kijkt en een ander taalgebruik heeft dan wat wij op school gebruiken. Wij zeggen eerder: ‘Oké, we weten dat dit lastig is voor uw zoon en dit gaat goed. Waar gaan we naartoe met uw zoon en hoe gaan we daar komen? Wat heeft het kind nodig?’. Er zit een verschil in ‘kan niet’ en ‘lastig’. Dat nuanceverschil is belangrijk.
Wat is jullie drijfveer?
Voor mij is de grondlegger dat alle mensen hetzelfde zijn. Ongeacht hoe jij eruit ziet, hoe vaak jij naar de dokter moet of wat jouw culturele achtergrond is. Het is gewoon oké dat iedereen anders is. Alle mensen zijn gelijkwaardig en verdienen dus ook dezelfde kansen en om elkaar te ontmoeten en elkaar te leren kennen. Ik denk dat de intentie van ons hele team is dat alle kinderen bij elkaar in de groep les mogen krijgen. En dat iedereen anders is en zichzelf mag zijn. We horen ook terug van ouders dat ze dit ervaren, dat hun kind mag zijn wie hij of zij ook echt is.
Wat maakt inclusie mogelijk, wat helpt jou?
Het allerbelangrijkste is dat wij dit samen doen. Als jij een groep van 28 kinderen hebt waarvan 4 leerlingen een eigen leerlijn hebben op verschillende vakgebieden, dan kan je dat niet doen als je daar alleen staat en je zelf helemaal uit moet zoeken wat ze nodig hebben. En als je dat wel al helemaal rond hebt, ga dan nog maar eens die rekenles geven terwijl je gemiddeld 3 of 4 verschillende niveaus in je groep hebt. Dat kan niet als je het alleen moet doen. Dan ga je tekort schieten, ook gevoelsmatig. Dus je moet het samen doen. En je moet het gevoel hebben dat als je een keer – want dat gebeurt hier ook – een baaldag hebt of het niet lukt, dat je daar ook gewoon een keer over mag mopperen. En daarna zeggen we: ‘Oké, hoe gaan we dat met z’n allen oplossen, wat kunnen we doen?’. Dat samen is het allerbelangrijkste. En dat je dus ook gedeelde verantwoordelijkheid hebt waardoor niet al die verantwoordelijkheid en werkdruk bij jou ligt.
Zelf neem ik het werk niet echt mee naar huis. Maar dat is ook persoonsafhankelijk. Ik kan dat heel goed loslaten. En natuurlijk, er zijn altijd bepaalde situaties of kinderen die je echt heel diep raken, wat iets met jou als mens doet. En wat je ook nooit zult vergeten. Of dat nou aan de hele vrolijke kant is of aan de verdrietige kant. Maar dat is omdat je met mensen werkt. Dan raakt het je.
Van intentie naar actie
Welke stappen zijn er gezet om te bereiken wat jullie nu hebben bereikt?
Wat we nu hebben bereikt is echt een proces van jaren geweest. Zo hebben we gekeken naar waar onze expertise en onze kracht lag en met welke hulpvragen wij iets konden. Daarna keken we waar we naartoe wilden. Dat was inclusie. Daarna hebben wij gekeken op welk gebied wij ons nog moesten ontwikkelen om daar te komen. En toen hebben we op een gegeven moment gezegd dat we onszelf eigenlijk al inclusief konden noemen, omdat we al zoveel in huis hadden en onze intentie daar lag.
Het uitgangspunt is altijd geweest om te kijken naar de kansen en mogelijkheden. Wat kan wel, wat is nodig en hoe kunnen we dat gaan organiseren? Een voorbeeld is dat we behoefte hadden aan bepaalde expertise op verschillende gebieden zoals rekenen en gedrag. Toen hebben collega’s opleidingen gevolgd waardoor ze die expertise kregen. Op het moment zijn we ook nog met nieuwe stappen bezig: hoe kunnen wij ons inclusieve onderwijs verbeteren? We hebben een heel scala aan kennis en kunde op school. In ons managementteam hebben we de uitdaging om dat goed te verdelen in school zodat de kinderen die dat nodig hebben daar gebruik van kunnen maken. En we kijken ook naar of er de man- en vrouwkracht is om de klassen op een goede manier te begeleiden, in het bijzonder als kinderen op verschillende leerlijnen zitten. Dan is het dus mijn taak om daarin mee te denken en te faciliteren dat het kan gebeuren. Dan komt er bijvoorbeeld een onderwijsassistent dagelijks in de groep tijdens de tweede helft van de rekenles. Als intern begeleider kijk ik daarnaast naar hoe ik een leerkracht kan coachen om dit vorm te geven in zijn of haar groep.
Is er nog een soort van basis/protocol die jullie hanteren?
Wij hebben een jaarlijkse cyclus waarin wij begeleiding en besprekingen hebben vastgezet. Aan het begin van het jaar is de overdracht van de vorige leerkracht naar de nieuwe leerkracht. Als de leerkrachten hun nieuwe groepen zijn begonnen dan hebben wij gesprekken om te vragen hoe de groep is gestart, wat opvalt, wat goed gaat en waar hulp bij nodig is. Aan het begin van het jaar hebben wij een eerste toetsenronde en aan de hand daarvan worden de nieuwe groepsplannen gemaakt en ook daar hebben we gesprekken over. We bespreken dan bijvoorbeeld wat we de andere jaren gezien hebben, wat werkt voor een kind en voor deze groep en wat we gaan bijstellen en hoe. Ook bespreken we hoe de leerkracht daarin staat of haar eigen talent goed in kan zetten. Met de leerlingbespreking spreken we ook nog alle leerlingen door. In het midden van het schooljaar is er weer een hele toetsenronde, waarna weer groepsbesprekingen en leerling besprekingen plaatsvinden. En aan het einde van het jaar hebben we ook altijd nog even een gesprek met elkaar om te overleggen of er nog zaken zijn die belangrijk zijn voor volgend jaar of voor die laatste paar weken. En tussendoor weten we elkaar ook te vinden. In deze cyclus kijken en praten wij altijd vanuit de visie van school en onze grondlegger daarvoor; Mediërend Leren.
Zie jij belangrijke rollen buiten deze school?
Ja. Om dit te kunnen doen moet het geld het kind volgen. Om deze kinderen gewoon bij henzelf op de hoek van de straat naar school te kunnen laten gaan heb je af en toe een extra hand nodig en dat kost extra geld. Dat geld is er gewoon in het onderwijs, maar dat moet dan wel de goede kant op gaan. En dan is het onder aan de streep kostenbesparend om het te doen zoals dat wij het doen. Dus daar ligt echt wel een kans. We hebben nu met de gemeente Eindhoven een pilot rond de boven gebruikelijke zorg. Door deze pilot komt er een x bedrag naar school zodat we kunnen inzetten voor zaken als bijvoorbeeld zelfredzaamheid. Zoals bij toiletbezoek, verschoning, lunchen en omkleden na de gym. Dat moet onder aan de streep betaald worden. Door deze pilot kunnen we de kinderen die dat nodig hebben daarmee helpen en profiteren er ook andere kinderen van. Geld is dus soms een hobbel en het gaat niet automatisch de goede kant op.
Waar komen jullie nog meer hobbels in de weg tegen?
Het zit soms ook gewoon heel basaal in hoe wij met z’n allen opgeleid zijn. Je bent een bepaalde manier van kijken en denken gewend. Daar zit nog wel eens een strijd. Dat merken leerkrachten bij zichzelf, maar we merken het ook bij samenwerking met externe partners. Wij zijn bijvoorbeeld afgestapt van CITO en werken nu met DIA gaan toetsen. Die sluiten aan bij hoe een kind ontwikkelt en wat dan een volgende stap kan zijn. Daardoor past het veel beter bij hoe wij denken en werken. Dan moeten we wel tijd investeren in dit uitleggen aan externe want die weten nog niet wat DIA dan precies is, terwijl ze CITO wel kennen. Dus er zijn allemaal randzaken waar we mee bezig zijn om goed te kunnen doen wat we nu doen. En soms geeft dat super veel energie en is dat super leuk, en soms denk je: ‘Ah bah, moeten we nou weer gaan vertellen waarom?’. Gelukkig komen wij ook steeds meer in aanraking met mensen die dit ook heel erg mooi vinden, die dit ook heel graag willen doen. Dat maakt dat je denkt: ‘We zitten op de goede weg.’.
Welke boodschap wil je andere leraren meegeven?
Ik denk dat als je de insteek hebt om te gaan kijken naar kansen en mogelijkheden, dat je dan al een heel eind komt. En dat je dan voorkomt dat een ouder of kind het gevoel heeft dat het kind wordt afgeschreven. Ga als school staan voor wat je al kan. Want heel veel scholen doen al van alles en als ik dat dan hoor dan denk ik soms: ‘Oh, je zou eigenlijk inclusief op je gevel moeten hangen, want je doet het al!’. Ga voort bouwen op wat je al doet. En wees ook blij met wat je eigenlijk allemaal al kan en doet. Dat vergeten we wel eens in onderwijsland. En als we dit met zijn allen doen, dan is het ook met zijn allen heel behapbaar!
Terug naar je inclusie ervaringen – wat heeft het jou gebracht?
Ik heb heel veel geleerd. Toen ik bijvoorbeeld als leerkracht werkzaam was zat er een leerling met down syndroom in mijn groep. De ontwikkeling die deze leerling heeft doorgemaakt was voor mij een super eyeopener. Daarnaast leerde ik van haar ook waardevolle dingen voor de andere kinderen. Dit kind liet namelijk merken veel behoefte te hebben aan contact maken. Als zij dan naast me zat, legde ze gewoon haar hand bij mij op schoot, waar andere kinderen dan een barrière voelen. En dan tikte ik haar aan en dan was dat goed. Even om te laten zien: we hebben elkaar gezien. Daardoor werd ik me heel erg bewust van hoe de andere kinderen eigenlijk ook lieten zien dit heel erg nodig te hebben en daardoor heb ik dat ook meer kunnen geven. Ik ben super trots dat wij dit met z’n allen neerzetten en dat de kinderen met buurtgenootjes naar school kunnen gaan. Dat je ze die kans kunt geven, daar doe je het voor.