Inclusief onderwijs

Inclusief onderwijs in Nederland

Inclusief onderwijs is zowel in de Nederlandse als de internationale onderwijscontext een controversieel begrip (Schuman, 2007). Wat bedoelen we precies met inclusief onderwijs? Biedt inclusief onderwijs een realistisch onderwijsperspectief voor alle leerlingen, ook voor leerlingen met soms complexe, meervoudige beperkingen? Hoe realiseer je een inclusieve onderwijspraktijk op school en in de klas? Wat vraagt dit van onderwijsprofessionals en zijn zij daartoe in staat?

Het internationale streven naar inclusief onderwijs richt zich nadrukkelijk op leerlingen met een beperking. Dit zien we terug in internationale verdragen, zoals de Salamancaverklaring (UNESCO, 1994) en het VN-verdrag Rechten van personen met een handicap (United Nations, 2006). In Nederland proberen we al bijna dertig jaar de positie van leerlingen met een beperking in het reguliere onderwijs te versterken (vanaf 1990 Weer Samen Naar School; sinds 2014 Passend Onderwijs). Dit lijkt een onverminderd moeizaam proces te zijn dat meer vraagt dan een bereidheid om ‘om te gaan met verschillen’: ondanks de zorgplicht is er bij reguliere scholen nog veel aarzeling om leerlingen met complexe ondersteuningsbehoeften toe te laten (Ministerie van OC&W, 2019).

In 2016 heeft Nederland het VN-verdrag Handicap geratificeerd. Daardoor verplicht Nederland zich een inclusief onderwijssysteem te realiseren (artikel 24). Minister Slob is op zoek naar de verbinding tussen passend en inclusief onderwijs en heeft de Onderwijsraad gevraagd hierover een advies uit te brengen. Het ratificeren van het verdrag brengt immers uitvoeringsverplichtingen met zich mee en we zien dus dat voor het eerst een Nederlandse minister van onderwijs het thema inclusief onderwijs expliciet op de beleidsagenda plaatst en opleidingen vraagt te onderzoeken hoe zij studenten beter kunnen voorbereiden op regulier onderwijs waarin de diversiteit toeneemt, ook van leerlingen met een handicap (Ministerie van OC&W, 2019).

De evaluatie van de participatiewet door het Sociaal Cultureel Planbureau (Versantvoort, 2019) laat zien dat de kansenongelijkheid voor leerlingen met een handicap in het onderwijs zich doorzet in hun volwassen leven: zij zijn veel vaker werkloos dan niet-gehandicapte mensen of werken onder hun niveau, veelal met parttime en tijdelijke contracten en een groot risico op armoede. Binnen passend onderwijs zien we de afgelopen twee jaren weer een toenemende verwijzing naar het speciaal onderwijs (Ministerie OC&W, 2019).

De kernvraag is hoe we binnen de master EN leraren kunnen motiveren, ondersteunen en toerusten op het werken in een inclusieve onderwijsleeromgeving waarin leerlingen met een handicap vanzelfsprekend welkom zijn. De literatuur geeft aan dat in dit soort processen waarin gevraagd wordt om een paradigmaverschuiving, betrokkenen zich eerst bewust moeten worden van de eigen normatieve en impliciete opvattingen en overtuigingen om die vervolgens kritisch te onderzoeken op hun betekenis voor de eigen praktijk (Avramidis & Kalyva, 2007; Bakker & Wassink, 2015; Banks et al., 2005; Forlin et al., 2013; Oliver, 1996; Senge et al., 2000).